Een toekomst naar bewust samenwerken met natuurwezens

Het toeroepen tijdens de slaap

Als we in bed liggen en slapen, zijn we op reis door de geestelijke wereld en worden er geestelijke impulsen in onze ziel gelegd. Bij het ontwaken zijn we helaas alles weer vergeten, omdat ons etherisch lichaam waarin ons herinneringsvermogen zit, niet mee op reis is geweest, maar bij ons fysieke lichaam op bed is gebleven. Dat moet ook wel, want zonder etherisch lichaam, ook wel levenslichaam genoemd, zou ons fysieke lichaam onmiddellijk sterven. ‘s Nachts als wij slapen zijn er natuurwezens die in ons etherisch lichaam aan het werk zijn. Ons fysieke lichaam is uitgeput van alles wat we overdag hebben meegemaakt en de natuurwezens ruimen alle afbraakprocessen die daardoor ontstaan zijn, in de nacht weer op en vullen ons etherlichaam met nieuwe levenskrachten. Daarbij laten zij klanken door ons etherlichaam klinken. Ze roepen ons daarmee toe: “Word je bewust van alles wat je in de nacht op je reis door de geestelijke wereld hebt meegekregen. Leef bewust vanuit je diepste wezen en probeer je zo goed mogelijk met je grotere en hogere geestelijke zelf te verbinden.” Ze sporen ons aan om met ons hart te gaan denken en niet te verstarren in een eenzijdig of dogmatisch denken. Ze roepen ook: “Laat je niet betoveren door de buitenkant van het leven en lach om jezelf als je weer eens verstrikt raakt en doe opnieuw een poging om je eruit te worstelen. Weet dat je een scheppend wezen bent net als wij en diep verbonden bent met de geestelijke wereld met al haar krachten en engelen.” (Lees over het toeroepen, zoals Rudolf Steiner heeft doorgegeven, uitgebreider in ons boek Leven met Natuurwezens, hoofdstuk 7)

 

Het toeroepen in ons dagelijkse leven

Alle soorten elementairen of het nu natuurwezens zijn die bij het element aarde, water, lucht of vuur horen, allemaal zijn ze nauw bij ons leven op aarde betrokken. Zonder hen zouden we niet kunnen bestaan. Maar nu in onze tijd Aartsengel Michaël aan het bewind is en de Christus in de etherische wereld is ingedaald, is de sluier tussen de aardse en de geestelijke wereld dunner en meer doorlaatbaar geworden. Nu roepen de elementairen op een nieuwe manier. Niet alleen in de nacht als wij slapen, maar ook als we wakker zijn. Zij roepen ons dringend toe: “He..., hier zijn wij, word je bewust van onze aanwezigheid in je dagelijkse leven (1). Kijk, voel en weet met je hart dat wij er zijn.” Liefdevolle, bezielende energie gevuld met morele impulsen, die ze voorheen uit de engelenwereld ontvingen, hebben zij nu meer en meer van ons mensen nodig. Maar hoe kunnen wij de natuurwezens moreel gezien ondersteunen? Dat heeft alles te maken met het ontwikkelen van ons geweten. De naam zegt het eigenlijk al, het ontwikkelen van het `weten`. Het weten van de geest in alle dingen.

 

Geesteswetenschap

De impulsen van de etherische Christus en aartsengel Michaël helpen ons om daarvoor bewust te worden. Bijna tegelijk met het begin van het regentschap van Aartsengel Michaël is een hoge ingewijde, Rudolf Steiner, geïncarneerd. Hij bracht een nieuwe wetenschap naar de aarde, de Geesteswetenschap.

Hans Stolp2) beschrijft het in zijn artikel in het tijdschrift Verwachting als volgt: Geesteswetenschap, de naam zegt het al is enerzijds gericht op de aardse werkelijkheid, maar anderzijds houdt zij in alles rekening met de geest. Zowel de geest in de mens als de geest in de materie.

 

Over het geweten

Rudolf Steiner zegt dat weten van de geest, dus kennis en inzicht (ook de kennis die we in voorgaande aardse levens verworven hebben), ons menselijke `geweten` vormen en tevens het kostbaarste bezit is dat we innerlijk in ons meedragen. Want door het innerlijk weten (het geweten) van de geest, kunnen hogere geestelijke wezens door ons heen werken en ons inspireren om juist te handelen, voelen, denken en willen. Deze kennis van de geest heeft de mens nodig om daarmee de geestelijke wezens van de onderliggende rijken, van de dieren, planten en de mineralen te kunnen helpen bij hun bewustwordingsweg.

 

Het verlossen van elementaire wezens

Het is erg moeilijk om geestelijke wezens met aardse woorden te beschrijven, maar Rudolf Steiner(3) spreekt over de natuurwezens als wezens die als betoverd (dromend) aanwezig zijn. Ze dromen hun scheppingen. Ook zegt hij dat het leven van de mens eigenlijk zou moeten bestaan uit het voortdurend verlossen (onttoveren) van elementaire wezens, waardoor ze kunnen evolueren naar een hoger niveau.

Als voorbeeld neemt hij het bekijken van een plant. Daarover zegt hij: Als we naar een plant kijken zoals we dat gewend zijn, zonder te vermoeden dat in deze plant een elementair wezen, een geestelijk wezen aanwezig is, zijn we ons niet bewust van het feit dat er in die plant iets meer is. Iets dat er geen genoegen mee neemt dat we alleen haar fysieke gestalte zuiver abstract bekijken zoals we dat gewend zijn om te doen. Dit ´iets´ is het geestelijke wezen van de plant en is in een betoverde dromende toestand aanwezig. Overal zijn elementaire wezens die de mens toeroepen: “Kijk toch niet zo abstract naar ons, maar heb hart voor ons, een warm gevoel voor het ziele- en geestwezen dat in ons woont, want het wil door jullie uit zijn betovering verlost worden.”

 

Twee gekapte bomen

Plotseling tijdens een wandeling  door een stukje ongerepte berg-natuur was er van het ene moment op het andere een grote verandering van energie. Het voelde als een soort waarschuwing: Hier is iets niet in orde. En ja, we stonden nu voor twee kale wortelstronken waar voorheen nog twee reusachtige dennenbomen groeiden.

We werden stil. Innerlijk ontstond er schoorvoetend een soort gesprek van onze kant met de faunen en ook met de wortelwezens, die zeer verschrikt waren. In het begin heel onbeholpen, want je weet haast niet wat je zeggen moet, maar gaandeweg werd het gesprek steeds duidelijker. We weten dat als bomen gekapt gaan worden en hun faunen daarvoor tijdig gewaarschuwd worden, kunnen deze faunen zich naar een andere plaats terugtrekken, hetzij in een soort terugtrek-gebied in de geestelijke wereld of ze focussen zich op een jong boompje dat in de buurt van hun oude boom staat.

Als er uit hun hout door de mens met zorg iets nieuws gemaakt wordt, geeft dat hun een geluksgevoel.In deze situatie was er echter geen sprake van eerbied, maar alleen van plat materie-denken, gevuld met hebzucht en winstbejag. En ook zeker niet met een waarschuwing vooraf, waardoor een heel gebied rondom de twee gekapte bomen in een zeer treurige toestand raakte. De natuurwezens zijn dan verstijfd van schrik en hebben geen energie meer om zich te verplaatsen. Onze harten stromen uit en ik spreek mijn medeleven uit en verontschuldig mij dat de mensen zo onwetend zijn en plat denken; we beloven dat wij ons uiterste best zullen doen om meer bekendheid te geven aan het werkelijke wezen van de natuur. En terwijl wij samen daar zo staan in volle aandacht bij de getroffen natuurwezens, doorstroomt ons plotseling een vredigheid die niet met menselijke woorden te beschrijven is. Een diep gevoel van intense vreugde welt in ons op. Het voelt weer heel en in orde. Dan weten we ook, een Christus-natuurwezen heeft zich over de faunen en wortelwezens ontfermd. Wij danken uit de grond van ons hart.

 

Een kwetsbare tijd voor de natuurwezens

Het is nu een kwetsbare tijd voor de elementaire wezens. De engelenwereld die hen bestuurt, trekt zich langzaam terug en de mens moet nog leren die verantwoording over te nemen. Dat geldt in het algemeen, maar is ook van groot belang in de midzomertijd. Johannestijd is in het jaar het punt van de zonnewende waarin de dagen weer korter gaan worden. Moeder aarde en de natuurwezens zijn aan het einde van een lange scheppende uitademing gekomen. Alles wat ze tijdens de inademing (van midzomer tot midwinter) aan geestkracht uit de kosmos gekregen hebben, is nu uitgeademd. Ze moeten hun scheppingen weer loslaten en zijn volledig op zichzelf geworpen. Je kunt het vergelijken met een situatie uit je eigen leven. Is het noodzakelijk in je leven om iets los te laten omdat je anders niet meer verder kunt? Dan ontstaat er een diep gevoel van leegte waarin we gevoelig zijn voor donkere krachten. We worden onzeker, somber, weten even niet meer hoe het verder moet. Er wordt een behoorlijke portie kracht van ons gevraagd om daar weer uit te komen. Dit is in de natuurwezenwereld ook zo. Alle energie is uitgegeven en de inademing die hen weer sterkt, is er nog niet. In het algemeen is er grote nood in de natuur. Maar in de midzomertijd is het voor de natuurwezens nog zwaarder. Zij roepen ons toe: “Heb hart voor ons en ons harde werken en houdt ons vast zodat donkere machten ons niet kunnen opslokken.” Ze willen door ons bewustzijn (kennis en inzicht) omarmd en vastgehouden worden. Onze bezielende krachten, ons weten van hun aanwezigheid zijn als morele impulsen die ze nodig hebben. Gaan wij mensen dat doen en verbinden wij ons met de geestelijke wezens in de natuur, dan ontstaan daaruit de nodige krachten voor een nieuwe toekomst waarin we met elkaar groeien naar een hoger bewustzijn.

 

1). Voorbeeld van een eigen ervaring: uit ons boek Leven met natuurwezens, bldz. 62 Een hulproep uit de natuur.

2) Artikel van Hans Stolp in het tijdschrift Verwachting, mr. 87, juni 2018 (blz. 11) Johannes als de Jongeling en als Christian Rosenkreutz, waarin hij vertelt over hoe het mogelijk was dat deze geesteswetenschap naar de aarde kon komen en wel door de verschillende incarnaties van Johannes de evangelist, ook wel Johannes/Lazarus genoemd.

3) Rudolf Steiner- Der Jahreskreislauf als Atmungsvorgang der Erde und die vier großen Festeszeiten - Die Anthroposophie und das menschliche Gemüt. Voordrachten gehouden in Wenen september/oktober 1923.